Steenakker

De Steenakker is een stuk land tussen de voormalige militaire spoorweg en de weg die langs de Gasthuishoeve richting Boechout loopt. In 1710 werd al gesproken van een steenvelt, omdat er toen stukken steen gevonden werden op het land. Ook op andere plaatsen verwijzen de toponiemen ‘Steenakker’ en ‘Steenberg’ naar de aanwezigheid van antieke muurresten. In 1958 kwamen bij het ploegen op de Steenakker talrijke brokstukken Romeinse tegels en dakpannen boven. In 1962-1963 legde men de resten van twee gebouwen bloot.

In 1958 kwamen bij het ploegen op de Steenakker talrijke brokstukken van ‘tegulae’ (Romeinse tegels) en ‘imbrices’ (Romeinse dakpannen) boven. Bij nader toezicht lagen brokstukken van vaatwerk, waaronder kleine, maar onbetwistbaar “terra sigilata”-stukken zowat overal over een deel van de akker verspreid.

Ter gelegenheid van een lezing, ingericht door de Mortselse Heemkundige Kring tijdens het winterseizoen 1959-1960, werden de vondsten aan professor Dr. J. Mertens voorgelegd. Die bevestigde onmiddellijk hun Romeinse oorsprong.

Met de opgravingscampagnes van 1962-1963 werden de resten blootgelegd van twee los van elkaar staande gebouwen, waartussen een kelder gelegen was.

De keldermuren, circa 85 cm dik, waren langs de binnenzijde opgetrokken uit ongeschonden Romeinse dakpannen. De buitenzijde bestond uit zorgvuldig samengevoegde pannestukken. De mortelspecie – overvloedig gebruikt, maar zorgvuldig uitgestreken tussen de bouwmaterialen – bestond uit lokale klei, wit zand, gemalen baksteen en fossiele schelpjes. Deze laatste komen in de omgeving veelvuldig voor op een diepte van 1 tot 2 m. zij behoren tot het Antwerpiaan. Het buitenste deel van het bouwwerk bevatte minder klei en meer zand, waarin echte kalk – waarschijnlijk over de Schelde ingevoerd – verwerkt was.

Verder werden zeer vele paalgaten gevonden. Zij wijzen op het bestaan van een belangrijk meerbeukig gebouw, verdeeld in enigszins grote vertrekken.

De gebouwen en het erf waren omringd door een ondiepe sloot. De economische activiteit van de bewoners van deze kleine boerderij (villa) moet dezelfde geweest zijn als die van de huidige boerderijen uit de streek: gemengde bedrijven met weiden voor veeteelt en akkers voor landbouw. Aan de hand van de gevonden voorwerpen kan er met enige zekerheid gesteld worden dat deze bescheiden villa gebouwd werd tegen het einde van de 1ste eeuw, of misschien wel het begin van de 2de eeuw, en dat de plaats verlaten werd rond het midden van de 3de eeuw.